Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [15]Jair, de zoon van Manasse, kreeg de ganse landstreek van Argob, tot aan de landpale der [16]Gezurieten en Maachatieten; en hij noemde ze naar zijn naam, Bazan [17]Havvoth-jair, [18]tot op dezen dag. 15. Zie Num.32:41. 16. Hebreeuws, Geschuri; dat is, de Geschurieten. Gesur en Maacha waren beiden gelegen aan de noordergrenzen van Kanaan. Zie 2 Sam.3:3, en 2 Sam.10:6. 17. Hebreeuws, Chovvot; dat is, Jairs hoeven. Zie Num.32:41. 18. Versta, zijn die alzo genoemd; zij hebben dezen naam behouden; alzo elders dikwijls.